Ik zit achterin de bus, dromend uit het raam te kijken, waar op de ooit groene bergen een deken van zacht wit poeder is neergedwarreld. Mijn adem doet het ijskoude raam beslaan. In mijn hoofd gaan honderden gedachten rond als een draaimolen die maar niet kan stoppen. Gedachten die vooral gaan over alle avonturen die ik op reis heb meegemaakt. Mijn gedachten gaan verder, alsof mijn lichaam er geen controle over heeft, als ik opeens een voet in mijn been voel prikken. Het is de verloren voet van een medepassagier.
Ik zit niet in een overvolle trein in India, waar de kippen op je schoot springen en je als persoon dezelfde behandeling krijgt als het vee dat meerijdt. Ook zit ik niet in een door een Thai net iets té enthousiast volgepropte minivan van Bangkok naar de zuidelijke eilanden. Ook geen Japanse-prop-in-de-metro-taferelen hier. Nee, ik zit in een luxe touringcar in Turkije, waarbij ik met twee personen maar liefst vier stoelen beschikbaar heb op de achterbank.
En toch is ie daar. Die verloren voet. Sokken eromheen waarvan ik alleen maar kan voorstellen dat ze ooit wit waren. Een geur die niet per se als robijn-fris te omschrijven is. Het is de voet… van mijn broertje.
Sokken eromheen waarvan ik alleen maar kan voorstellen dat ze ooit wit waren.
Mijn broertje – oftewel “guppie” zoals ik hem altijd liefkozend zal blijven noemen – is ook een reiziger. Een backpacker. Een levensgenieter. Een ik-reis-alleen-met-handbagage-type. Het type dat om een halve euro/baht/reaal of andere tjukitjukistan munteenheid uit te sparen een bijbehorend tjukitjukistan vervoersmiddel kiest.
Ook ik doe dat vaak. Niet altijd. Vaak. De lokale – goedkopere – manier van reizen heeft toch een bepaalde je’ne sais quoi. Dat daarbij comfort wordt ingeleverd is een noodzakelijk kwaad. Als je het al een kwaad kan noemen. In ieder geval daagt het je uit om je creatieve vermogen ten volle te benutten. En daarbij je lichaam ook.
De lokale – goedkope – manier van reizen heeft toch een bepaalde ‘je’ne sais quoi’
Nu heb ik tijdens mijn reizen heel wat mooie slaapconstructies gezien. En er zitten wat pareltjes tussen. Mijn vriend die in de Chinese nachttrein van Xi’An naar Chengdu de schouder van zijn kop-kleinere buurman – waar we de hele reis geen woord mee hadden kunnen uitwisselen vanwege de taalbarrière – als kussen gebruikte (en ik maar balen dat ik niet bij mijn camera kon). Indonesische tour guides die in de ijzige wind onder de top van de machtige Merapi vulkaan lepeltje-lepeltje tegen elkaar aan kropen “because we need to wait an hour for the rest of the group” – oh top, dát is waarom ik als haantje de voorste de longen uit mijn lijf heb gerend om als eerste boven te zijn. Of ik zelf, opgepropt in een Thaise minivan tijdens een visumrun naar Myanmar. Knieën opgetrokken op een stoel waarbij de witte vulling als schuim in de zee door de scheur in het opengereten leer kolkte. Borsten alle kanten op bouncend bij ieder gat in de weg, waarbij de rest van mijn lijf een meter of vijf omhoog vloog tegen het net-iets-minder-zachte-dan-verwachte-plafond. Als sushi op een Japanse Teppanyaki plaat.
Borsten alle kanten op bouncend bij ieder gat in de weg
We hebben nog negen uur reizen voor de boeg. Ik kijk nog eens opzij naar dat guppie. Dat guppie dat zo smerig terugkwam van één van zijn reizen dat ik bang was om hem te knuffelen. Dat guppie dat dubbelgevouwen zat in Indiase treincoupés. Ik pak mijn jas en leg hem als een dekentje over hem neer. Want ik begrijp het. Ik begrijp het helemaal. Als je als backpacker dan éven eens een keer de ruimte hebt, tja… dan grijp je die natuurlijk met beide handen – of voeten – aan.
Ga jij ook naar Turkije en wil je ergens anders slapen dan in een bus met een voet in je nek? Goed idee. Hier kan je de beste accomodaties vinden in Istanboel, Antalya and Cappadocië! |
Wat was jouw meest ongemakkelijke trip? Zou je meer hebben betaald voor een betere reis? |